|
||||||||
Af en toe wat herhaling kan nooit kwaad, zeker als het erom draait een wat minder bekende, maar steengoeie muzikant onder de aandacht te brengen. Dimitris Mystakidis, want over hem heb ik het, is een bijzondere kerel, die ons de voorbije jaren met twee platen verraste, waar we even niet goed van waren. Op “Esperanto” richtte hij zich op het na-oorlogse rebetika repertoire, terwijl hij voor “Amerika” grasduinde in de liederen, geschreven door mensen die vanuit Griekenland naar dat nieuwe continent verkast waren. Ondanks die zeer specifieke insteek, slaagde Mystakidis er beide keren wonder<wel in de luisteraar te laten aanvoelen dat het hier om volksmuziek ging, te klasseren onder zowat hetzelfde “blues”-begrip als de fado uit Portugal. Voor de nieuwe plaat ging hij songs lenen bij grootheden als Vassilis Tsitsanis -aan wie trouwens een paar weken geleden in Brussel een tribute concert gewijd was. Van hem komen opener “Acharisti” en “Apo gynaikes dakrya” en van zijn tijdgenoot Giorgos Mitsakis leende Diitris dan weer “Sti magemeni Arapia” en van de man naar wie zij beiden opkeken, Markos Vamvakaris, alias de “patriarch van de rebetiko, worden zowel “Rikse tsingana ta chartia” als “Vergoules” en “Magkiko melachrino” van nieuwe versies voorzien. Ook Manolis Chiotis is vertegenwoordigd met zijn “Vouno Me Vouno”, van Dimitrios Semsis komt “Min orkisezai vre pseftra” en van Giannis Papaioannou “Esy tha metanioseis”. Sotiria Bellou, wellicht de meest bekende vrouwelijke vertegenwoordigster van het genre maakte destijds “Psemata itane”. Tel daarbij nog twee traditionals (“Zalizomai” en “O ilios vasilevei” en we hebben de hele tracklisting gehad. Daaruit blijk alvast dat Mystakidis zijn klassiekers kent en dat hij hun werk in stand wil houden, zij het dat hij de vaak een heel nieuwe lezing geeft en op die manier eigenlijk de rebetiko naar vandaag vertaalt.Dat heeft ook te maken met het feit dat hij niet de bouzouki als basisinstrument gebruikt, maar de gitaar, wat de nummers een minder stereotiepe klank meegeeft én de zanger toelaat bij momenten te klinken als Leonard Cohen, iets verderop resoluut te gaan swingen en nog wat later de echte bluestoer op te gaan in “Apo gynaikes dakrya” dat deels in het Engels gezongen wordt en zowel met slide gitaar als mondharmonica ingekleurd wordt, of een MC in huis te halen om te rappen over “Min Orkizesai vre pseftra”. Dat levert alles samen een erg leuke, gevarieerde en hedendaagse plaat op, die ik zou durven omschrijven als een Griekse kruising van Gianmaria Testa en Thomas Fersen. Ik begrijp uit de korte hoestekst dat Dimitris het belang van beweging wilde illustreren: de contrasten tussen “hier” en “daar”, de beweging van het ene naar het andere, met de dromen die je meeneemt en het risico dat je loopt om ontgoocheld te worden. Dat zijn de polen, die je toelaten in beweging te zijn en die beweging of het bereiken van het punt of het moment waarop beid elkaar raken, dat is “het leven”, dan ontstaat er iets nieuws. Klinkt allemaal een beetje hoogdravend, maar de plaat slaagt er toch maar mooi in de vaak een eeuw oude nummers naar vandaag te vertalen en dat op zich is al een grote verdienste. Rebetiko 2/0, zou ik durven zeggen. Helemaal aan te raden! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||